Het is moeilijk om de wereld die nog niet zichtbaar is te beschrijven in woorden, maar ik wilde altijd al een prentenboek maken.
Waar te beginnen vooral en, of ik het thematisch moest aanpakken is niet echt mijn ding. Ik werk nog altijd intuïtief en waar mijn hoofd me heen brengt. Chaotisch dus.
Het is niet dat ik niet thematisch kan werken, maar zoiets als dit moet juist geen logica hebben. Naar mijn idee is de invulling van de kijker dan een aanvulling op het beeld. De ene dag wil ik de schoonheid ontdekken van mooie wezens en de andere dag wil ik juist laten zien dat schoonheid maar een laag is. Of juist andersom.
Ik vraag me heel vaak af waar het idee van een perfect plaatje vandaan komt. Bijvoorbeeld als ik kijk naar hoe mode wordt gepresenteerd, of waarom dromerige plaatjes altijd meer aanspreken dan een beeld wat imperfectie weergeeft.
Ik heb lang niets gehad met abstracte kunst, omdat ik mijn hoofd er niet omheen krijg. Naar kunst kijken moet altijd iets oproepen. Althans bij mij. Dat heb ik heel vaak niet met abstracte kunst.
‘Fantasy art’, of vertaald, fantasiekunst wordt voor mijn gevoel te vaak buiten het ‘kritisch kunst kijken’ geplaatst, terwijl juist dat thema heel veel mensen aanspreekt en het kunst toegankelijker maakt. Althans dat denk ik.
Ik ben nog steeds een groot fan van surrealistische beelden. Ik hou nog steeds van Salvador Dali, Rene Magritte, of een Nederlandse surrealistische schilder die ooit bij mij in de straat woonde, Peter Boekholt.
Dus kunst die ‘naar de waarneming’ wordt gemaakt heeft bijna altijd eerder mijn aandacht dan een abstract beeld.
Toch kan abstracte kunst wel degelijk verwondering oproepen. Als ik er iets in zie dat herkenbaar is voor mij, dan is het alsof het een droom is die een beeld op zijn plaats zet, ook al heeft de kunstenaar het vaak helemaal niet zo bedoeld. Abstracte kunst kan ook conceptueel zijn, maar dan is het verhaal al ingevuld en is de invalshoek om er naar te kijken al heel anders. Het maakt in zekere zin het kijken naar abstracte kunst veel makkelijker, omdat het verhaal achter het maakproces dan al bekend is, waardoor je begrijpt wat er met die krabbels op een doek worden bedoeld. En nee, dat kan een kleuter van 4 nog niet.
Ik hou ook van organische vormen. Misschien heeft dat ook wel te maken met mijn liefde voor de natuur, voor het buiten rondlopen en te kijken naar opvallende vormen in takken en bomen.
Wat ik een bijzonder voorbeeld vind is dat we in een prachtig natuurgebied wonen. Er meandert een kleine beek, er is bos, stukken weiland en dan op een bepaalde plek heb je ineens uitzicht op een industrieterrein. Niemand die ik ken vindt het een mooi uitzicht. Maar toch staat dat industrieterrein er. Zielloze blokkendozen en het geluid van de snelweg maken zo’n depressief beeld af.
En hoewel het niet mooi is, geeft het voor mij een realiteit weer, die aangeeft dat er zelfs in lelijkheid kunst kan bestaan. Want ook al is dat industrieterrein vooral praktisch, het is een ‘kunst’ om het precies daar neer te zetten waar mensen juist komen kijken naar de schoonheid van de natuur.
Daarmee wil niet ik zeggen dat er dan maar meer industrieterreinen gebouwd moeten worden. De plaats van dat terrein is absurd natuurlijk. Maar dat is ook een stroming, absurdisme.. wellicht uitgevoerd door een verveelde landschapsarchitect bij de gemeente.
Het geeft wel stof tot nadenken. Als ik een prentenboek wil maken, dat niet in de hoek van het zoveelste fantasy art-boek terecht moet komen, wat moet ik dan veranderen in de beelden waar ik als kind mee ben opgegroeid? Wat maakt mijn beeld minder cliché?