Iets schreeuwt er in het bos. De kreet krijst door merg en been, gaat dwars door huid en haar. De pijn wordt opgenomen als onzichtbare energie.
Het is donker. Net iets voor middernacht, als mijn nekharen recht overeind gaan staan en mijn maag zich samenknijpt. Mijn hart huilt en de brok verstikt de tranen in mijn keel.
Ik denk aan mijn kat.
Hoe Tommy ooit eens net zo schreeuwde. Hij had met iets gevochten. Of eigenlijk iets had met hem gevochten. De angst kon ik ruiken aan zijn vacht toen hij voor het kattenluikje neerstortte en ik hem oppakte.
Die schreeuw kwam nog veel vaker. Tommy had een chronische alvleesklier ontsteking, waardoor hij aanvallen van extreme pijn kreeg. Dan schreeuwde hij ook. Met alles wat hij in zich had verwoordde die schreeuw, dat dat moment een kleine dood was.
De verbinding die we hadden maakte dat ik hem kon voelen. En hij mij.
Sindsdien weet ik dat mens en (huis)dier verbonden zijn op een dieper niveau dan ik op rationeel niveau kan verklaren.
Ik vraag me af wat het was in ons bos? Een kat, een konijn, of een haas?
Alles in me wil naar buiten rennen om te helpen. Maar ik zit versteend op de bank naar mijn spiegelbeeld te kijken in het donkere raam.
Op de radio komt een spotje voorbij. Over de dood, dat je erover moet praten, niet er overheen.
Nu biggelt er een traan. Mijn schonezus en mijn kat zijn allebei op dezelfde dag in november overleden.
En ik praat er nauwelijks over. Niet zoveel althans. Alleen zeg ik af en toe hardop dat ik ze zo mis met natte ogen, omdat het verdriet ineens rauw naar de oppervlakte golft en ik het in woorden moet uitbraken.
Ter afleiding scroll ik door de kunstpagina’s op instagram.
Nog meer dood. Nog meer ellende.
Diep verdriet om Oekraïne. Uitingen van intens verdrietige kunstuitspattingen, van verdriet en verlies in heldere geel blauwe kleuren.
Zelfs de stilte in huis is dodelijk op dit moment.
Plots, rolt mijn tekenpen van de tafel af.
De punt breekt af en het ligt stil, alsof zelfs die pen net is overleden.
Ik huil.
Ik huil om het verlies van mijn dierbaren, het verlies van onbekende strijders en strijdster. Huilen, omdat naast al dat verdriet het besef bestaat dat ik leef en dit naast dat verdriet bestaat.
Dus ja, de dood, ik praat er over. Nu wel, want het is verschrikkelijk veel en enorm rauw. Of rouw, het is maar hoe je het ziet.
Als de laatste oersnik opdroogt pak ik mijn pen op. Ik plug er een nieuwe punt op en teken. Ik teken, omdat ik niet anders kan nu.
Het is tekenen of ‘doodgaan’ van verdriet…